Prominent aan het water, zoals het hoort, staat hier de Moerascipres. Kijken we nu naar de ruimte rond de stambasis, dan duiken daar bruine, piramide-achtige houtige structuren op uit de bodem. Dit worden wel lucht- of ademwortels genoemd. Het wortelstelsel van moerascipressen is vlak bij de stambasis heel dicht en vormt ondergrondse houtvloeren. Van daaruit groeien de ademwortels omhoog.
Het mooie woord voor de ademwortels is pneumatoforen, wat zoveel betekent als luchtdragers. Dat is al een heel wat neutralere term dan ademwortels, die suggereren dat het wortels zijn die lucht ademen. De exacte functie van de pneumatoforen is nog steeds niet duidelijk. Ze zijn hol en bevatten lucht, dus het idee dat die lucht functioneel is voor de boom, lijkt logisch. Met hun wortels veelal onder water, is het denkbaar dat er extra lucht moet worden gevonden. De pneumatoforen kunnen tot twee meter hoog worden.
Nog iets opvallends aan moerascipressen is het feit, dat ze hun groene delen in de winter afwerken en er dus uitzien als bladverliezende bomen. Deze zeldzame eigenschap onder de naaldbomen, is in Nederland ook bekend van de Larix. De naalden zijn dan ook niet op een lang leven voorbereid, zoals naalden van een den, en zijn dun en zacht. Opvallend is dat ze veervormig zijn, zoals eerder opgemerkt bij de Kustmammoetboom, maar die zijn veel taaier en vallen in de winter niet af. Er is al heel lang discussie over de vraag of het groene spul aan een naaldboom en dat aan een loofboom, allemaal als “blad” mag worden aangeduid. Oftewel, zijn de naalden van dennen en de schubben aan takken van de mammoetboom en veel andere naaldbomen nu bladeren of zijn ze toch essentieel anders. De recentste onderzoeken naar deze vraag, op moleculair niveau, hebben de zaak nog niet kunnen beslechten. Het lijkt daarom beter om de naalden/schubben van naaldbomen en de bladeren van loofbomen, niet met hetzelfde woord te benoemen, want dat suggereert een evolutionaire gemeenschappelijke oorsprong, die niet bewezen is. Het blijft mogelijk dat naalden en schubben een eigen evolutieweg hebben, terwijl de bladeren van loofbomen onafhankelijk daarvan zijn ontstaan op hun eigen manier.
Opvallend is ook, dat veel naaldbomen van het zuidelijk halfrond, naalden hebben die er bladachtig uitzien, maar toch de typische hoog complexe nervatuur van bloemplantbladeren missen. Die bladachtigheid lijkt dus eerder parallelle evolutie. De diverse moerascipressen in het arboretum vallen het best op in de herfst als ze helder bruingeel verkleuren en vooral in de zon een onvergetelijk herfsteffect geven.