Een paar stappen verwijderd van de moerascipres staat hier een boom, die er erg op lijkt. Het is de watercipres met de niet makkelijk uitspreekbare wetenschappelijke naam Metasequoia glyptostroboides. Het betekent dat we bij een boom staan die verwant is aan Sequoia en lijkt op een Glyptostrobus. Kortom, een mengsel van Mammoetboom en Glyptostrobus, een naaldbomengeslacht uit China, laos en Vietnam. Maar belangrijker: dit is een levend fossiel!
In de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw werden in Japan fossiele geveerde naalden en kegels gevonden in gesteente daterend uit het Plioceen tijdperk van ca. vier miljoen jaar oud. Pas in 1941 concludeerde de Japanse paleobotanicus Miki, dat het hier ging om een nieuw plantengeslacht en hij gaf de fossielen de naam Metasequoia en betrok daar meteen ook fossielen bij die op Spitsbergen waren gevonden. Inmiddels waren er ook in China levende bomen gevonden, die op Glyptostrobus leken. Pas in 1946 merkte een Chinese botanicus op, dat deze bomen als twee druppels water leken op de fossielen die de naam Metasequoia hadden. En zo bleek, dat een bomengeslacht, waarvan alleen fossielen van ca. 4 miljoen jaar oud bekend waren, diezelfde vier miljoen jaar later nog springlevend in China voorkomen. Deze levende bomen heetten van toen af aan dus ook Metasequoia. De soortnaam werd om gegeven redenen glyptostroboides “lijkend op Glyptostrobus”. Deze geschiedenis leert ons dat Metasequoia’s gedurende 4 miljoen jaar vrijwel onveranderd zijn gebleven. Daarom spreken we van “levende fossielen”. Neem dat niet te letterlijk, maar het geeft aan wat voor een historisch en evolutionair belang de vondst van deze levende metasequoia’s had. Overigens heeft men inmiddels ook fossielen van Metasequoia gevonden die bijna 100 miljoen jaar oud zijn, dus misschien zaten Brontosaurusssen wel lekker aan metasequoia’s te knabbelen.
De Chinezen die in de buurt van watercipressen wonen noemen de boom “Shui-Sha” wat zoveel betekent als Waterspar. Blijkbaar is dat in het Nederlands Watercipres geworden. Vreemde term, want de boom staat normaliter niet bij water. In het wild staan ze op zandige of lemige bodems. In het arboretum zijn 3 watercipressen geplant in de buurt van de kwekerij en die staan in een zeer nat stuk, maar overleven er prima alhoewel ze een zeer compacte groei vertonen. De gelijkenis van de Watercipres met de hiervoor bezochte moerascipres is treffend, maar de oplettende bezoeker zal merken dat er ook verschillen zijn. Wat overeenkomt, is dat ook de watercipres zijn naalden verliest in de winter. Het herfstbeeld is iets geler dan dat van de Moerascipres. Maar opvallend is dat aan de takken de geveerde naalden bij de Watercipres steeds paarsgewijs tegenover elkaar staan en bij de Moerascipres elkaar om en om afwisselen. Dat geldt ook voor de kegels, waarbij de kegelschubben van de Watercipres steeds twee aan twee tegenover elkaar staan en die van de Moerascipres in een spiraal. Indrukwekkend is het niet, maar de botanicus is er blij mee.